Any resemblance to existing persons is purely coincidental

2006

Aangenaam, ik ben Mr. Wood. Terwijl u zich afvraagt of u mij kent, loop ik met een krant door de stad. Volgt u me? Ik steek het plein over, ga de hoek om. Ik heb de krant nog niet gelezen. Waarschijnlijk gebruik ik de krant vanavond als placemat of sla ik de lome zomermuggen in mijn appartement ermee dood tegen de muur. De krant geeft me houvast. het is een attribuut voor een rol in een stad vol passanten. Wie de krant openslaat weet dat het ook in de nieuwsberichten wemelt van de passanten in de vorm van werkgevers, personentreinen, belangenverenigingen, stagiares, kandidaat-lijsttrekkers, rebellenbewegingen, Duitse vrouwen, facties, vakbondsleden, inwoners, daders en toehoorders. Soms wordt er een uitgezonderd. Krijgt de passant een naam, of initialen, om in het hoofd van de lezer met het vervluchtigen van de herinnering weer tot de talloze passanten te gaan behoren. Een dode mug laat tenminste nog een bloedspoor achter op mijn muur. Wat laat ik achter?

Wie aan dit boek begint en mij leert kennen, wordt geconfronteerd met allerlei mogelijkheden. Dit boek dat mijn naam draagt biedt een manier om spelenderwijs een script op te bouwen voor een film. Het is een boek met spelregels van een spel dat op straat gespeeld dient te worden; de straat in de stad en de straat in je hoofd. Het is bovendien een instrument aan de hand waarvan je jezelf deelnemer kunt wanen in een zich voor je eigen ogen ontwikkelende film, met de stad als decor. Het is een boek dat een manier biedt een andere wending te geven aan je bestaan, alhoewel ik het aan uw gemoed overlaat te bepalen of het toeval is dat u dit boek in handen heeft.

De lezer van dit boek krijgt geen beslissingen aangereikt, geen verhaal waarvan de schrijver begon met het einde te bedenken, en er een boek lang over doet om dat einde plausibel te maken. De lezer krijgt mogelijkheden aangeboden, als sporen van een misdaad die een zeker verhaal implicereren. Met als belangrijk verschil dat de sporen in dit boek nog moeten ontstaan.

De maker van dit boek is het toeval. Ik zou het toeval kunnen belichamen als willekeurige passant, in een niet helemaal willekeurige stad. Ik heb mijn oorsprong in Hollywood, maar evengoed in Bollywood. Deze plaatsen, waar elke dag nieuwe verhalen worden gegenereerd, bieden fenomenale decors. Behalve decors zijn deze steden de gebieden die landschappen vormen in de dromen van mensen die er nog nooit zijn geweest. De films die er zijn gemaakt veroorzaken een collectieve waanwereld. Op elke straathoek kun je er een acteur tegenkomen. Zodat je op elke straathoek een acteur tegenkomt. In elk cafe werken de filmsterren van de toekomst. Je krijgt je koffie voorgeschoteld door filmsterren die in gedachten ergens anders zijn. Zelf bent u ook een ster. Of toch op z’n minst een behoorlijke figurant. Je loopt immers door een stad die in allerlei films heeft gefigureerd, en je zou wel eens ontdekt kunnen worden door een casting-agent die net op zoek is naar jouw fysionomie, jouw uiterlijk. Jij bent het.

Weet u het hoogste hotel in de stad? Dat is waar ik het liefste verblijf. Het geeft me het idee dat ik overzicht heb op mijn leven als ik me in een kamer bevind op een zo hoog mogelijke verdieping. Des te kleiner de auto’s, de zebrapaden en de passanten, des te groter mijn rust. Het is fijn om te zien dat de mensen personages worden in een verhaal dat nog geschreven moet worden. Het stelt me in de gelegenheid in te zoomen en uit te zoomen op mijn eigen leven als bevond ik me op een filmset waarvan ik zelf de regisseur ben. Ik kan kiezen hoeveel broers en zussen ik heb. Wat voor vrienden, buren, of ik collega’s heb. Ik kan mijn verlangens heroverwegen, en zolang ik uitkijk over de stad in de illusie leven dat ik het ben die bepaalt welke wendingen mijn leven zal nemen. Ik kan uiteindelijk beslissen alles aan het toeval over te laten. Of is dat zelfbedrog?

Het zal u niet verbazen dat ik vaak in de bioscoop te vinden ben. Er zou ook zeker een film van mijn hand in de bioscopen draaien als ik niet gekweld werd door een probleem dat ik keer op keer ervaar wanneer ik in het donker ben geconfronteerd met het celluloid. Ik zal u mijn probleem uit de doeken doen. Het is iets wat me vreselijk irriteert en waar ik tegelijkertijd benieuwd naar blijf; Het is waarom ik steeds maar weer naar nieuwe films blijf gaan in de hoop een inzicht te krijgen, en in klassiekers blijf speuren naar gemiste kansen. Het gaat erom dat ik er geen vinger achter krijg wie het perspectief van de camera of de cameraman vertolkt. Wanneer er een vlammende liefdes scene wordt gespeeld, kan ik maar niet vergeten dat deze scene tijdens het liefdesspel in bijzijn was van de camera. Hoe dichter de lens de huid van de minnaars nadert, hoe meer ik me erger aan het feit dat geen van beiden last heeft van de cameraman die met hen het bed deelt. Voor mijn part verwelkomen ze een derde in bed, maar hoe is het in godsnaam mogelijk dat er zelfs geen acht op dit derde wezen wordt geslagen?

Een ander voorbeeld. Een man heeft honger, en grijpt naar iets in de ijskast. Het beeld wordt even donker, licht vervolgens op, en de kijker van de film ziet een hand naar zich graaien. Een dramatisch maar zeer verwarrende gebeurtenis. De kijker van de film ziet zich omringd door bier, melk, een rottende stronk broccoli. En moet constateren dat de cameraman zich op de een of andere manier in een positie tegen de achterwand en middenin de ijskast heeft geworsteld. Om in een volgende shot doodleuk in de hal te staan en naar de hoofdrolspelers gluurt door de jassen aan de kapstok. Fantastisch, maar zeer ongeloofwaardig en verschrikkelijk storend.

Het gaat me erom dat de camera het perspectief is waardoor de kijker het verhaal krijgt voorgeschoteld. Het allerergste is wanneer de acrobatische vertelinstantie wordt begeleidt door een narrator’s voice, die zogenaamd alles weet, en door de film heen praat. Waar in de film hangt deze narrator? Aan welk onzichtbaar visdraad is hij bevestigd?

Het probleem van het vertellersperspectief is waarschijnlijk terug te voeren op verhalen zoals we die kennen uit boeken. In boeken slikken we ook van alles, vooral van de alwetende verteller, die als een goddelijk wezen overal tegelijkertijd kan zijn. Maar deze lijkt in ieder geval nog op een perspectief zoals we dat in onze eigen verbeelding kunnen hebben. Zoals wanneer je denkt aan het eerste huis waarin je woonde. Je kunt het huis in zijn geheel zien, van een afstandje, en tegelijk door de muren heen kijken omdat je weet hoe de verschillende kamers zich tot elkaar verhouden. Je weet waar het stonk, je weet waar het tochtte, en je kent de beste plek om een boek te gaan lezen. Je weet misschien zelfs nog wel welke verhalen je allemaal hebben bereikt in dat huis. Tussen al die verschillende lagen van informatie kan de alwetende verteller zich soepel manouvreren en zowel overzicht als detail bieden, omdat hij niet een enkeling met een camera voor zijn neus is, maar een bewustzijn.

Dat bewustzijn is misschien per definitie niet te bereiken in de film, omdat de camera gebruikt wordt als registrerend oog, waarmee het onlosmakelijk verbonden is aan een persoon. Een enkele keer, vaak aan het einde van een film, weekt de camera(man) zich los van de ijskast in de keuken, van de kapstok in de gang, en stijgt hij dwars door het plafond op boven het huis, en zien we de levens die we net hebben gevolgd vanuit het perspectief van een engel, of als je daar niet in gelooft, een onwaarschijnlijk stille helicopter. Dat perspectief lijkt de kracht te bezitten van een alwetend bewustzijn, maar het blijft natuurlijk een enkelvoudig perspectief.

Heeft u zich wel eens laten tekenen door verschillende tekenaars? De kans is klein dat u zich in al de verschillende tekeningen terugziet. In de ene tekening zal uw mond uw bekender voorkomen en in de andere tekening herkent u een groteske uitvergroting van de rimpels rond uw ogen. Maar wanneer u de getekende hoofden naast elkaar legt zal blijken dat daar geen gelijkenissen liggen van elkaar, maar hooguit een rijtje familieleden. Aanverwanten, die weliswaar op elkaar lijken, maar niet dezelfde persoon portretteren. De enige wezenlijke gelijkenis die u zult vinden in de tekeningen is die van de tekenaar zelf met wat hij tekende. Uw getekende neus zal grote verwantschap tonen met de neus van de tekenaar. Zelfs goede tekenaars zijn eerder geneigd te tekenen wat zij kennen- het hoofd dat ze elke ochtend in de spiegel zien- dan wat zij zien. We kunnen een stapje verder gaan en stellen dat de tekenaar niet in staat is een ander te zien, omdat zijn eigen hoofd hem in de weg staat.

Waar kijkt u naar?

Het moet toch mogelijk zijn je boven je eigen blik te verheffen. Zoals Fernando Pessoa deed toen hij personages ging bedenken die optraden als medeauteurs van zijn belevingswereld. Ze konden elk op hun beurt de regie overnemen. Pessoa noemde ze heteroniemen. Het schijnt dat Pessoa grote moeite had met het afmaken van dingen. Je zou ook kunnen zeggen dat hij was bezeten van vernieuwingsdrift. Het ene was nog niet bedacht of er moest alweer iets nieuws geschreven worden. Pessoa gebruikte allerlei genres, -van metafysica tot poezie- en bedacht steeds weer een nieuw personage als portret of afsplitsing van zichzelf. Uiteindelijk maakte hij 75 heteroniemen, die werden voorzien van een persoonlijk leven, inclusief vrienden, gewoonten en politieke voorkeuren. Ze schreven brieven, elk vanuit een eigen stijl en eigen driften. Pessoa werd wel een identiteitscrisis verweten, maar de dichter moet een grote vrijheid hebben ervaren toen hij de verschillende afsplitsingen van zichzelf op elkaar kon laten reageren. Wie afstand van zichzelf verlangt kan zoals Pessoa deed zichzelf een kaart sturen. Al zijn de namen van afzender en ontvanger gelijk; degene die hem schrijft is tenslotte een ander dan die hem ontvangt. Zo moet het ook mogelijk zijn je te onttrekken aan de belemmeringen van de vertellersinstantie in een film, als maker zowel als toeschouwer. Volgt u mij?

Terwijl u langs loopt, vraag ik me af of ik u niet niet eerder heb gezien. U steekt het plein over, gaat de hoek om. Is dat niet mijn krant die u daar onder de arm heeft? Ik heb de krant nog niet gelezen. De krant geeft me houvast, als attribuut voor een rol in een stad vol figuranten. Wie de krant openslaat weet dat het ook daar wemelt van de figuranten. Soms wordt er een uitgezonderd. Krijgt een figurant de hoofdrol, om in het hoofd van de toeschouwer met het vervluchtigen van de herinnering te worden verward met de naam van een andere hoofdrolspeler.

Nietwaar Mr Wood? Fijn om kennis met u te maken.

Na u.

-Maria Barnas